Opglabbeek, 8 april 2013 – Gisteren ben ik heel hard met mijn hoofd vanuit een rijdende veewagen op het asfalt gevallen. Want hoe kwam ik anders midden op de weg terecht? Mijn navelstreng hangt nog aan mijn buikje. Pasgeboren dus. En in wat voor wereld ben ik terechtgekomen? Mijn lieve moeder is inmiddels geslacht. Mijn broertjes en zusjes vertrappeld en als oud vuil weggesmeten. Mensen noemen mij hesp, speklapje of varkenshaasje. Maar ik leef. Ik ben van vlees en bloed. Ik voel. En ik wil leven. Net als jullie. Waarom behandelen jullie ons zo slecht? Is het al niet erg genoeg dat we worden opgegeten? Moeten we daarom ook nog eens zo slecht behandeld worden? Of dachten jullie dat vlees aan de bomen groeit? We zitten opgesloten in vieze stallen. We vreten elkaar op van de stress. We zijn vaak ziek, verwonden elkaar, bijten elkaar soms zelfs dood. We draaien soms door omdat de steriele stalomgeving ons kapot maakt. Dit is geen leven. Gevangen tussen beton en ijzeren stangen. En dan komt de dood in de gedaante van veetransporteurs en slachters. Dit is mijn realiteit. Dit is mijn verhaal. Waar is jullie mededogen voor alle andere medebewoners van deze planeet gebleven? Zeg het me eens. Waarom? Is het je dit allemaal waard? Doden om de smaak. Want iets anders is het niet.
Ik ben nog zwakjes en heb een flinke blauwe plek op mijn hoofdje. Ik heb nu noodgedwongen een surrogaatmoeder in de vorm van een pluchen dier. De lieve verzorgers van de Intensive Care van het Natuurhulpcentrum in Opglabbeek zorgen heel goed voor me. Zij kijken heel anders naar mij dan de meeste mensen. Zij laten me voelen dat ik de moeite waard ben. Ik vecht voor mijn leven.
Update 11/04/2013 : De big is dood. Ondanks de goede zorgen viel er met dit overlijden het zoveelste slachtoffer van de vleesindustrie. De 12 miljoen varkens die jaarlijks alleen al in België geslacht worden, kregen heel even een gezicht.